Een jongen wordt wakker in een donkere afgesloten lift. Het enige dat hij nog weet is dat hij Thomas heet. Hij weet niet wie hij is, hoe hij in de lift beland is of wie zijn ouders waren. De lift brengt hem naar De Laar, een grote open ruimte met gigantische muren erom heen. Er wonen een aantal jongens die net als Thomas geen idee hebben wat ze daar doen of waar ze vandaan komen. Wel weten ze dat ze hier door onbekende mensen gevangen zijn gezet. De Laar wordt omgeven door een gigantisch labyrint waarvan de uitgang nog steeds niet gevonden is. Overdag is het veilig in het labyrint maar s’nachts is het buiten de muren levensgevaarlijk. Nog nooit heeft iemand een nacht in het labyrint overleefd.